Alle tutorials beginnen met de uitleg van het begrip VARIABELEN.
Een variabele is in computertalen iets anders dan een variabele in de wiskunde.
Bij de computertalen is een variabele een deel van het geheugen waarbij middels
een tabel onthouden worden elke naamkenmerken (label of variabelenaam) door
de programmeur aan dat stuk geheugen gegeven is. De programmeur zegt
LET V = 5
De computer geeft een stuk geheugen (4 bytes) de naam V en de computer houdt
die naam V in een tabel bij. Op de geheugen plek plaatst de computer nu de waarde 5.
Als de proigrammeur nu zegt
PRINT V
dan haalt de computer de inhoud uit de geheugen plek(ken) V en toont die inhoud
op het scherm.
De naamstelling van variabelen is aan wat regels gebonden.
Geen spaties en liefs ook geen speciale tekens en niet beginnen met een cijfer.
Variabele namen zijn hoofdlettergevoelig. Dus de variable AapNootMies <> aapNootmies
(<> is het ongelijk teken)
LET A = A + 6
Nu plaatst telt de computer 6 bij op de geheugenplek A. De naam A bestond waarschijnlijk reeds.
PRINT A geeft nu een onbekende waarde, want ik weet niet wat er vooraf op de geheugenplek A
stond.
De programmeur kan de nauwkeurigheid van de getallen bepalen. In mijn eerste voorbeeld had
de computer 4 bytes voor het getal 5 gereserveerd. Het is mogelijk om 8 of 16 bytes te reserveren
voor de te onthouden getallen (data) Liberty BASIC reserveert automatisch het juiste aantal bytes
voor uw data.
Behalve voor getallen, kunt uw het geheugen natuurlijk ook gebruiken om reeksen van tekens (tekst)
te bewaren (te onthouden) De computer gebruikt daar een apart stuk geheugen voor, omdat vooraf
niet bekend is hoeveel tekst u wilt onthouden. Dergelijke variabelen heten strings.
De programmeur hoef slechts het $ teken achter een variabelenaam te plaatsen waardoor het
een string variabele wordt. Strings kun je alleen samenvoegen.
A$ = "hallo"
A$ = A$ + " hoe gaat het"
PRINT A$
Resultaat
hallo hoe gaat het.
Gordon